Luizenleven

Het gaat slecht met de insecten in Nederland. Dat hoor je de laatste tijd nogal vaak. Ja, denk ik dan. Het gaat slecht met de insecten, behálve met de luis (en de eikenprocessierups, en de teek, en nog wat vage nieuwe muggensoorten die prima gedijen in ons semi-tropische landje). Waar andere insecten massaal het loodje leggen, is de luis bezig met een heuse opmars. Tenminste, rond ons huis. Ik weet niet wat de wetenschap ervan zegt, maar in mijn leven zijn er veel meer luizen dan, zeg, vijf jaar geleden.

Voor ons huis staat bijvoorbeeld een prachtige lindeboom die helaas zomers bevolkt wordt door een leger bladluizen die de hele omgeving plakkerig maken met de honingdauw die ze uitscheiden. Alles zit onder de luizenpoep. Als je ’s ochtends op je fiets stapt, blijf je vastplakken aan je zadel. De auto hoef je echt niet te wassen, want na één nachtje onder die boom is het net een rijdende Pritt-stift.

Verschillende planten in huis hebben last van wolluis: een petieterig beestje dat zich verschuilt in een mini wollen jasje. Het probleem is dat ze al snel met zijn velen zijn, een eigenschap die voor alle luizen lijkt te gelden. Om te voorkomen dat ze op andere planten gaan zitten, ben ik regelmatig in de weer met een wattenstaafje met spiritus om de beestjes handmatig weg te halen.

Maar okee, dat is tot daaraan toe. De luis die me het meest tergt is de Hoofdluis. Ik schrijf het maar even met een hoofdletter, zo erg irriteert ie me. Vijf jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met deze kleine rakker die zich wonderbaarlijk snel voortplant. Ik was toen benoemd tot luizenmoeder in de kleuterklas van Mila en had eigenlijk geen idee hoe een hoofdluis eruitzag. Ik geloof dat ik zelfs een paar kinderen valselijk heb beschuldigd, omdat ik wat huidschilfers aanzag voor een netennestje.

Inmiddels herken ik een neet op vijf meter afstand en zie ik aan de stand van iemands pony of hij of zij luizen heeft. Ik weet welke shampoos werken (geen één) en welke lotion enigszins iets doet (die met Dimeticon erin). Ik weet hoe de levenscyclus van een luis eruitziet en dat neten zich niet laten verwijderen met een luizenkam. Ik weet dat je úren van je leven kwijt bent aan het - pluk voor pluk - zoeken naar neten om deze handmatig te verwijderen. En dat je veertien dagen achter elkaar moet kammen. En wat het allerergste is: als je dénkt dat je er helemaal vanaf bent, dan komt je dochter thuis uit school en bam, opnieuw raak.

Deze zomer is het echt extreem. Alle vriendinnen van mijn dochter hebben luizen en steken elkaar steeds opnieuw aan. Het is kammen zonder einde. Ik voel me soms net een aap, zo vaak zit ik in haar haren te prutsen. Op een gegeven moment had ik ze zelf ook. Geloof me, dan heb je de rest van het jaar fantoomjeuk.

Ik las dat er de laatste jaren inderdaad meer hoofdluizen zijn dan een aantal jaren geleden. Aan de ene kant komt het doordat luizen immuun zijn geworden voor onze anti-middeltjes en dat dagelijks kammen toch best lastig is in onze drukke levens. Aan de andere kant komt het door de smartphone. Kinderen zitten veel vaker met hun hoofden bij elkaar op schermpjes te turen. Een walhalla voor de hoofdluis, die lekker ongelimiteerd kan rondrennen. Waar hoofdluizen ‘vroeger’ bij de basisschool hoorden, zijn ze nu schijnbaar ook volop aanwezig op de middelbare school. Want hoe meer smartphones, des te meer luizen. Ik kijk met angst en beven uit naar de jaren die nog gaan komen.  

De schaamluis schijnt jaren geleden het loodje te hebben gelegd, toen kaal het nieuwe harig werd rond de edele delen. Misschien is dat de oplossing: bomen omhakken, planten de deur uit en hoofden kaalscheren. Dat zóu toch een boel tijd schelen!

Wil je geen enkele post van de astronaut missen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.