Hoestschaamte

Elke week krijg ik de nieuwsbrief van de Vlaamse Taaltelefoon in mijn mailbox. Die bestaat steevast uit twee rubrieken: de Vraag van de week en het Woord van de week. Die laatste rubriek laat een bijzonder woord uit de actualiteit zien en daardoor weet je hoe de vlag erbij hangt in de (Vlaamse) samenleving.

Aangezien het coronavirus zo’n beetje alles besmet wat het tegenkomt, was het Woord van afgelopen week: Hoestschaamte. Als uitleg stond erbij: ‘Mensen met hoestschaamte hebben het gevoel dat personen in hun omgeving het hun kwalijk nemen als ze in het openbaar hoesten en zo mogelijk virussen verspreiden. Ze schamen zich en zijn bang dat anderen denken dat ze zich onverantwoord gedragen.’

 Toen ik dit Woord van de week las, kon ik alleen maar driftig knikken. Ik kon me dat gevoel heel goed voorstellen. Sinds ik weet van het bestaan van het woord heb ik er ook last van. Afgelopen vrijdag kwam de hoestschaamte haast mijn oren uit, toen ik in de Etos stond te wachten in de daarvoor afgeplakte vakjes op de grond (anderhalve meter uit elkaar) totdat ik aan de beurt was. Er was maar één vrouw voor mij, maar die had een ellenlang verhaal over hoe erg het was dat haar kapper gesloten was en dat ze de hele stad had afgezocht naar een kappersschaar om dan in vredesnaam zelf haar haar te knippen. Het meisje achter de balie bood vreselijk lief aan dat zij het wel wilde doen (misschien kenden ze elkaar?), maar de vrouw bleef erbij dat ze het heus zelf kon, want ze had iets op YouTube gezien.

Het was best een vermakelijk gesprek, ware het niet dat ik me halverwege spontaan verslikte. Misschien werd de hoestschaamte voorafgegaan door hoestvrees en dat ik daardoor een hoest opwekte (want de mens lijdt het meest door de dingen die hij vreest). Waardoor zou ik me anders verslikken terwijl ik gewoon sta te luisteren naar anderen? Hoe dan ook: ik durfde niet openlijk toe te geven aan die hoestprikkel. Wat zouden ze wel niet van me denken: hoe durfde ik naar buiten te gaan als ik ziek was? Maar ik was juist net beter! Ik was netjes anderhalve week thuis geweest totdat ik was uitgehoest. Dat zouden ze niet geloven. Ik zou de winkel uit worden gekeken en ik zou nooit meer terug hoeven komen. De risee uit de buurt. Een schande.

Dat soort dingen gaan er door je heen als je last hebt van hoestschaamte. Intussen ging die vrouw maar door over haar uitgezakte kapsel. Ik probeerde een beetje binnensmonds te hoesten, wat niet lukte, en verder liep ik vermoedelijk vooral heel erg rood aan. Voordat het echt misging, droop de vrouw zonder kappersschaar af en was ik aan de beurt. De ironie was dat ik aan de balie om een hoestdrank moest vragen, voor Pek, die mijn hoest, die ik van Mila had, nu had overgenomen. ‘Heeft u nog vragen over de medicijnen?’ vroeg het meisje. Ik piepte iets van ‘neu dank je’, schoof mijn aankopen in mijn tas en holde naar buiten om in een zijstraat uitgebreid in mijn elleboog te hoesten. Waar ik me óók voor schaamde.

Op weg naar huis kwam ik langs de kleine Albert Hein op de Reigerstraat. Ondanks het herhaaldelijke verzoek van politici, artsen en het RIVM om afstand te houden van anderen stond de winkel bomvol. Echt hutjemutje. Levensreddende maatregelen gelden blijkbaar niet als je boodschappen moet doen.

Ik ben nu al benieuwd naar het Woord van volgende week. Ik hoop op iets als ‘ophokcompulsie’ of ‘maatregellak’.