Kweeperengelei

Op het moment dat ik dit schrijf, staat er achter me een pan kweeperen te garen op het fornuis. Het ruikt warm en zoetig. Vandaag is de herfst begonnen. Het is zondagavond en Ella Fitzgerald vult onze woonkamer met haar diepe jazzstem. Dit klinkt misschien als een perfecte, knusse najaarsavond. Iets wat je ‘gezellig’ zou noemen. Dat is het ook wel, maar eerlijk gezegd werken die kweeperen op mijn zenuwen.

Het leek me zo leuk om een voedselbos te hebben, hieruit te oogsten en te koken uit eigen tuin. Dat je terugkomt van je volkstuin met een mand vol bessen, rozemarijn en daslook en dat je daar dan taarten, jam en soepen van maakt. Maar blijkbaar ben ik niet zo’n persoon.

Toegegeven, ik kom een heel eind. We hebben een stukje grond met een huisje erop, dat de Kiwihut heet, vanwege de enorme kiwi-plant die over de pergola naast het huisje groeit. In de afgelopen jaren heb ik er allerlei eetbare planten ingezet, zoals kruiden, bosbessen, frambozen en een hele trits bomen: appels, peren, vijgen, kiwi’s en dus kweeperen.

Met al die bomen wens je jezelf een rijkelijke oogst. In het voorjaar is het fantastisch om de bloesem bestoven te zien worden door bijen en vlinders, om daarna de bloemen te zien veranderen in beginnend fruit. Maar dan komt het najaar en moet al dat fruit geoogst worden. De appels, peren en kweeperen ook nog eens op hetzelfde moment. Een normaal mens wordt daar misschien heel blij van. Ik voel lichte paniek bij het zien van die tientallen kilo’s appels, peren en kweeperen: wanneer ga ik hier in vredesnaam wát van maken?

Gelukkig zijn de appels heel lekker dit jaar. Dat is niet altijd zo, dan zijn ze alleen te eten als je ze verwerkt in een taart of iets dergelijks. Door al die zon in het voorjaar en de zomer smaken ze nu ook rauw uit het vuistje goed. Op een of andere manier ben ik daar heel trots op, terwijl ik echt ongeveer niks heb gedaan om die appelboom van hulp te voorzien. Maar het is toevallig wel míjn appelboom.

Peren heb ik niet megaveel dit jaar, maar wel drie keer zo veel als vorig jaar. Vorig jaar had ik er vier. Met die peren komt het dus wel goed. Die moeten eerst even thuis uitrijpen en dan zien we weer verder.

Maar dan de kweeperen. Vorig jaar zat er een ziekte in de boom, waardoor de hele oogst was mislukt. Om het dit jaar goed te maken hingen er dit jaar zo veel vruchten aan dat alle takken ongeveer op de grond hingen. Als je je oor dicht bij een vrucht hield, hoorde je haar smeken om geplukt te worden. Al gauw had ik 6 kilo kweeperen bij elkaar geplukt en dat was nog maar de helft. Die andere helft liet ik hangen, want ik was op de fiets en met alle appels en peren erbij zat het kratje voorop mijn fiets al helemaal vol.

In tegenstelling tot appels en peren kun je kweeperen helemaal niet zo lang bewaren. En ze zijn absoluut niet uit de hand te eten. Je moet er dus iets mee doen. En snel! En nu komt het: ik ben dus helemaal niet zo’n persoon die dan heel enthousiast honderd verschillende recepten met kweepeer gaat uitzoeken. De ideale versie van mezelf zou dat wel doen, maar de werkelijke versie van mij heeft daar helemaal geen zin in. Ik weet ook niet waar ik de tijd vandaan moet halen. Dus ik maak elk jaar, als de oogst het toestaat, hetzelfde: kweeperengelei.

Waarom kweeperengelei? Omdat het lekker is bij kaas en omdat het lijkt op ‘je eigen jam’ maken. En dat klinkt super zelfvoorzienend en ambachtelijk. Blijkbaar vind ik dat belangrijk. Dit jaar is het de derde keer dat ik dat doe. En je zóu denken dat ik nu inmiddels een volleerd kweeperengeleimaker ben. Tja. Dat is niet helemaal dicht bij de waarheid. Of eigenlijk: ik kan er nog steeds niks van.

Het eerste jaar ging het meteen goed. Beginnersgeluk waarschijnlijk. Ik had toen maar twee lege potjes, dus ik maakte twee potjes. Dat is natuurlijk een beetje amateuristisch, dus het jaar erop was ik beter voorbereid. Ik haalde potjes bij Dille & Kamille en nam me voor een bescheiden voorraad gelei aan te leggen, om uit te kunnen delen aan vrienden en familie. Dat lukte uiteindelijk, maar pas nadat ik eerst urenlang aan een eerste batch had gewerkt die maar geen gelei wilde worden en die ik moest wegkieperen. Dat kwam – denk ik – doordat ik een recept had gebruikt met gewone suiker in plaats van geleisuiker. En dat komt weer doordat overal op Het Internet staat dat kweeperen van zichzelf heel veel pectine hebben, waardoor het met gewone suiker prima zou moeten lukken. Nou, mooi niet dus.

Vanwege de mislukte oogst vorig jaar was het dit jaar twee jaar geleden dat ik voor het laatst kweeperengelei had gemaakt. Ik kon me de frustratie van het mislukken van het eerste recept nog goed herinneren. Alleen, ik kon me niet meer herinneren waaróm het was misgegaan. En zo kon het gebeuren dat ik dit weekend exáct dezelfde fout maakte als twee jaar geleden. Serieus. Hoe dan? Het zijn van die momenten dat ik ernstig twijfel aan mijn mentale gesteldheid.

Wat ging er mis? Ik had vrijdagavond dus weer zo’n ‘je hebt geen geleisuiker nodig’-recept te pakken. En ik trapte er gewoon weer in. Het was ook vaag over hoeveel water je precies moet toevoegen. Er stond: ‘tot de kweeperen onder water staan’, terwijl de verhouding vrucht-water (haha) juist heel belangrijk is – weet ik nu. Dus waarschijnlijk heb ik in verhouding te veel water toegevoegd. Verder had ik de hele riedel netjes gedaan: potjes gewassen in de vaatwasser en daarna verhit in de oven om eventuele bacteriën te doden. De kweeperenprut eerst door een zeef gehaald en daarna door een theedoek. Ook al zoiets: ‘doe een schone theedoek in een vergiet en schenk hierin het vocht welke je opvangt in een ruime bak’. Ik heb misschien hele rare theedoeken, maar dat vocht gaat dus amper door zo’n theedoek. Een half uur heeft het me gekost om het er doorheen te krijgen. Notitie aan mezelf voor volgend jaar: theedoek overslaan, een zeef volstaat. Uiteindelijk werd de gelei geen gelei in de potjes, dus de volgende dag heb ik alles weggegooid.

En nu zit ik hier opnieuw. Met Ella Fitzgerald en de kweeperen. En een nieuw recept. De geleisuiker staat klaar om er morgen aan toegevoegd te worden. De potjes zijn opnieuw gewassen. Ik heb goede hoop.